Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En het geschiedde, toen al de koningen der Amorieten, die aan deze zijde van de Jordaan [1]westwaarts, en al de koningen der Kanaanieten, die aan de zee [waren], hoorden, dat de HEERE de wateren van de Jordaan had uitgedroogd, voor het aangezicht der kinderen Israels, totdat wij daardoor gegaan waren; [2]zo versmolt hun hart, en er was geen moed meer in hen, voor het aangezicht der kinderen Israels. 1. Dat is, aan de westzijde wonende, in het land Kanaan. 2. Dat is, zij zijn versaagd geworden. Zie hfdst.2 vs.9,24.